Samenvatting
Bij verkeerslichten betekent rood altijd dat je moet stoppen. Bij geel licht moet je stoppen als dit nog kan. Groen of wit licht betekent dat je door mag rijden. Bij een overweg geeft rood knipperlicht aan dat je moet stoppen, wit knipperlicht betekent dat je door mag rijden. Een enkel geel knipperlicht waarschuwt voor gevaar. Wanneer je te maken krijgt met aanwijzingen (mondeling of door middel van gebaren) dan moet je die altijd opvolgen. Aanwijzingen gaan boven verkeersregels en verkeerstekens als ze daarmee strijdig zijn.
Gewone verkeerslichten
Bij gewone, drie-kleurige
verkeerslichten (
I13a ) ben je verplicht om:
bij groen licht door te rijden;
bij rood licht te stoppen;
bij geel licht te stoppen als dit redelijkerwijs nog mogelijk is;
Pijlen
In een verkeerslicht kan een richtingspijl (rechtsaf, rechtdoor, linksaf) zijn aangegeven. In dat geval geldt het licht alleen voor die richting (
I13c ).
Verkeerslichten kunnen worden aangekondigd door bord
J32.
Overwegen
Overwegen worden aangekondigd met de borden
J10 (met bomen),
J11 (zonder bomen),
J12 (enkel spoor) en
J13 (dubbel spoor). Zie ook illustratie
I15. Soms tref je al eerder bebakening
X06 aan. Vrijwel alle
overwegen zijn voorzien van
overweglichten. Bij overwegen geldt het volgende:
Rood knipperlicht: stoppen er nadert een trein.
Wit knipperlicht: veilig; doorrijden. Beperking: Je mag een overweg slechts oprijden als je die geheel kunt vrijmaken. Als er een file staat, dan mag je een overweg dus nooit blokkeren!
Als er geen overweglichten zijn, dan moet je heel goed uitkijken. Het
railvoertuig gaat altijd voor!
Bruggen
Een beweegbare brug wordt aangekondigd met bord
J15. Soms tref je al eerder bebakening
X06 aan. Een beweegbare brug kan open zijn. Schepen kunnen dan doorvaren. Het wegverkeer moet dan wachten. In dat geval branden de bruglichten. Een
bruglicht is een enkel rood licht. Als dit brandt of knippert, dan moet je stoppen. Is het uit dan mag je doorrijden.
Gevaarslichten
Bij geel-knipperende gevaarslichten (
knipperbol) moet je goed opletten en je snelheid verminderen: je nadert een gevaarlijk (kruis)punt.
Toeritdosering
Op
opritten naar
autosnelwegen tref je steeds vaker
toeritdoseerlichten aan. Als het licht boven de rijstrook groen wordt, dan mag de voorste auto op die strook doorrijden. Zie illustratie
I49.
Aanwijzingen (van politie en anderen)
Aanwijzingen kunnen mondeling, door gebaren (zie illustratie
I12 en
I12b ), of door middel van lichten worden gegeven. Een aanwijzing door een bevoegd persoon gaat boven
verkeerstekens en
verkeersregels. Je bent verplicht om:
aanwijzingen altijd op te volgen;
te stoppen als een politievoertuig een stopteken toont; dat is een rode lamp of de verlichte tekst stop of stop politie;
te stoppen op aanwijzing van een verkeersbrigadier (
X05 );
te stoppen op aanwijzing van een begeleider van een
railvoertuig;
te stoppen als bord
F10 is geplaatst (bijvoorbeeld bij een grensovergang).
Verkeerslichten en overwegen: borden
J10 Overweg met bomen
J11 Overweg zonder bomen
J12 Overweg met enkel spoor
J13 Overweg met met meer dan 1 spoor
J15 Beweegbare brug
J32 Verkeerslichten