Samenvatting
Wanneer je lichten gebruikt, dan gebruik je meestal dimlicht. Je gebruikt licht wanneer je s nachts rijdt, wanneer het zicht ernstig belemmerd wordt. Het is verboden om groot licht te voeren als het dag is, bij het tegenkomen van andere verkeersdeelnemers en bij het op korte afstand volgen van een voertuig. Stadslicht mag je alleen gebruiken in combinatie met groot licht of dimlicht.
Gebruik van lichten: verplicht
In onderstaande gevallen moet je dimlicht aan hebben:
bij nacht;
overdag bij slecht zicht (schemer, mist, sneeuw, regen, nevel, een felle laagstaande zon, in bospaden en tunnels).
Als je licht aan hebt dan
moet je ook je achterlicht branden;
moet je ook kentekenplaat verlicht zijn.
In principe mag je ook groot licht gebruiken; zie echter de uitzonderingen onder
gebruik van lichten, verboden.
Gebruik van lichten: verboden
Voor het gebruik van lichten gelden onderstaande verboden:
Je mag geen groot licht voeren bij dag.
Je mag geen groot licht voeren bij het tegenkomen van een andere
weggebruiker;
Je mag geen groot licht voeren bij het op korte afstand volgen van een ander voertuig.
Bromfietsers en snorfietsers mogen geen mistlichten aan de voorzijde voeren, bestuurders van een
gehandicaptenvoertuig mogen dat wel.
Je mag geen stadslicht voeren (wel samen met dimlicht of groot licht).
Gebruik van lichten: toegestaan
Bij mist of sneeuwval mag je een mistachterlicht aan hebben.